Autorensport in Vlaanderen: een evaluatie
Vanaf de malaise in de jaren ’80 heeft de autoracerij in België een lange weg afgelegd. Dit dankzij de zeer grote inspanningen van organisatoren, reglementvorsers, gegoede en minder gegoede teams en piloten. Er is een zeker draagvlak tot stand gekomen waarop een goed gevuld autosportprogramma kan worden geserveerd voor deelnemers en toeschouwers. Ook de komst van een aantal commerciële zenders heeft gezorgd voor een weliswaar klein maar aanwezig commercieel platform waarop ook autosportliefhebbende journalisten hun zeer gerespecteerde werk kunnen verrichten.
Toch zijn deze verwezenlijkingen vooral te wijten aan de liefde voor de sport van insiders en van de beoefenaars zelf. Het draagvlak is jammer genoeg nog te klein opdat autosport zou kunnen doorbreken tot een echte populaire sport. Het feit dat liefde voor de sport toch zoveel heeft kunnen bereiken en zoveel heeft kunnen overwinnen is het bewijs dat autosport meer dan voldoende troeven heeft om de aandacht te trekken van de gemiddelde Vlaming.
De natuurlijke opgang van de autosport dreigt nu echter gestuit te worden. “What goes up must go down” zegt de bekende beurswet, maar mocht de autosport in Vlaanderen, mede door conjuncturele perikelen, toch een neerwaartse trend hebben ingezet, dan heeft dat absoluut niets met cyclitheorieën te maken. Het draagvlak voor autosport is te klein omdat eenvoudigweg de media niet mee willen. Waarom willen ze niet mee? Omdat er onvoldoende interesse is bij de kijker. U hoort het al aankomen, het fameuze kip of het ei-vraagstuk. Er kan moeilijk interesse zijn als de doorsnee-Vlaming, die nog nooit een voet gezet heeft op een racecircuit, nooit met de sport geconfronteerd wordt. Met uitzondering dan van de Formule 1-ver van mijn bed show en een of andere Amerikaanse film over autoracen, die dan spijtig genoeg absoluut niets met autosport te maken heeft en waarin de clichés nog eens worden bevestigd.
De concurrentiestrijd tussen de verschillende media is intussen bikkelhard geworden. Een programma dat kan vervangen worden door een met betere kijkcijfers moet er aan geloven. Dat kan de tv-zenders moeilijk kwalijk worden genomen.
Sportspecialisten zeggen wel eens; “In Vlaanderen heerst er nu eenmaal een andere sportcultuur” en daarmee is meestal de kous af. De ware oorzaak ligt echter veel dieper. Graag zou ik met u tot de kern van de zaak komen maar dan moeten we een andere weg inslaan.
De paar generaties na de Tweede Wereldoorlog zijn opgegroeid in vredelievende en economisch gunstige omstandigheden. Deze hoorn des overvloeds heeft ook een keerzijde; ze blijkt een verwende generatie te hebben voorgebracht, een generatie die fysiek en psychisch ronduit zwak is. Ze voelen zich niet zo lekker, ze zijn een beetje ziek en ze kunnen niet tegen hun verlies. De psychische weerbaarheid blijkt zelfs onder nul gezakt te zijn als we moeten vaststellen dat de belangrijkste doodsoorzaak bij mensen tussen 25 en 45 jaar…zelfmoord is. Bij kinderen tussen 5 en 14 is dat…kanker. Het is dan toch niet die overdreven snelheid die ons decimeert… .
Alsof dit niet erg genoeg is doen bepaalde politieke strekkingen er nog een schepje bovenop. Draait alles tegenwoordig niet om veiligheid en hygiëne? Stel je voor dat er zich iemand zou pijn doen…, dat zou nogal politiek incorrect zijn!
Door dergelijke politieke kwakzalverij die wordt verspreid door moderne marketing- en propagandatechnieken, wordt snelheid onterecht geassocieerd met gevaar; het wordt er zelfs een synoniem van.
Neen, snelheid past niet in plaatje en autoracen dus zeker niet. Autoracen is gevaarlijk, slecht voor het milieu, autosport is geen sport (want men vindt er geen doping….), autosport stinkt en maakt lawaai waardoor de vogeltjes doodvallen, autosport is niet politiek correct, autosport is des Duivels…
Toch wel ironisch dat net die politieke strekkingen die er ons voortdurend op wijzen hoe slecht het wel is om vooroordelen te hebben, zelf een pak vooroordelen hebben als het om autosport gaat. Toch wel straf dat net die politiek-fundamentalistische groeperingen ons het begrip verdraagzaamheid de strot doorduwen terwijl zij zelf autosportbeoefenaars beschouwen als gevaarlijke gekken, als satanische sekteleden die de zogezegde vrolijke wereld van de brave consumenten komen verstoren…
Dàt, beste vrienden, dàt is de kern van de zaak. Dàt is de reden waarom autosport haast nergens aan bod komt. 90% van alle heren journalisten redacteuren van alle media behoort namelijk tot die ene politiek strekking. Zoiets heeft een naam, dames en heren en die naam luidt…de-mo-cra-tie…
25 jaar geleden stelde mijn vader op een vergadering van een Jonge Kamer-bijeenkomst publiekelijk de vraag aan Ivan Sonck waarom er zo weinig aandacht aan autosport wordt besteed. Antwoord: “Autosport beschouwen wij niet als een sport”.
Maar nu nog altijd moeten we luisteren naar opmerkingen van ‘En dan gaan we nu over naar de gekken van de autosport…” enz…
Wat kunnen wij aan zo een diepgewortelde bekrompenheid en onwetendheid doen? Heel eenvoudig. De media met hun eigen wapens verslaan en zelf zoveel mogelijk adverteren met onze een eigen tv-campagnes in de tal van onbenullige politiek correcte programma’s die onze zenders rijk zijn.
Een degelijk sprintkampioenschap uit de grond stampen zou ook al een stap in de goede richting zijn. Een kampioenschap waar de piloten het verschil maken want over wie of wat moeten we anders een tv-spotje maken…? Het publiek moet zich kunnen associëren met topsporters, met individuen.
Specialisten zijn het erover eens; individuele sporten zullen in de toekomst sterk aan belang winnen. Daarom moet de piloot centraal staan, niet de pk’s, niet het aantal testdagen, niet het aantal vrachtwagens met banden… Gratis zal autoracen nooit worden maar is het nu echt zo moeilijk om een aantal doeltreffende kostenbeperkende maatregelen uit te werken?
En dan het dilemma in wording: kiezen we voor exotische GT-wagens of voor de aloude Groep-N formule? Het publiek schijnt te opteren voor het eerste, maar dient het publiek niet een beetje heropgevoed te worden? Het publiek dat we zie rondslenteren op de circuits is namelijk in wezen niet geïnteresseerd in autosport. Het wil wel eens moeite doen om eens naar die ‘dikke bakken’ te komen kijken, maar daar blijft het bij.
We komen dus uit waar we vertrokken zijn; er is voor autosport een te klein draagvlak in Vlaanderen.
Er moet dus snel een sprintkampioenschap komen, ondersteund door tv-campagnes vooral uitgaande van de teams en piloten zelf. Dat is allemaal niet zo moeilijk te realiseren en kost veel minder dan men zou denken. Het enige wat er nodig is, is gewoon een klik in het hoofd.
Over één ding mogen we het echter eens zijn; autosport heeft meer dan voldoende potentieel om door te breken. Sport is emotie en de basis-emoties van alle mensen zijn gelijk en autosport… dat is een school, een fabriek voor emoties…
Kameraden, waar wachten we op?
Met sportieve groeten,
Jürgen Van Hover